Bij het tekenen van een portret gaat het erom iemands karakter of persoonlijkheid uit te drukken. Die persoonlijkheid is iets anders dan de fotografische gelijkenis. Fixatie op de gelijkenis is grootste fout die je bij portettekenen kun maken. Verlies nooit plasticiteit en de vorm uit het oog. Het gaat niet om het "plaatje", maar om de vormentaal die je ontdekt en door oefeningen en studies leert gebruiken. Juist door deze oefeningen kom je tot een gelijkenis die mooier is dan die van een foto.
Tijdens de eerste lessen leer je de grondbeginselen van de opbouw van het portret. Met deze basisgegevens ga je in de daaropvolgende lessen verder. je besteedt aandacht aan de vorm van de kop en de verhoudingen van de gezichtsdelen ten opzichte van de kop. Daarna ligt het accent op de plasticiteit van het gezicht en de vorm van de gezichtsdelen. Pas daarna richt je je op de individuele gelaatstrekken.
Na verloop van tijd leer je het onderwerp zien in termen van lijnen, grondvormen, aanzichten, standen van het hoofd, compositie en tonen.
Je tekent het portret voornamelijk aan de hand van je eigen gezicht als studieobject. Daarnaast maak je ook wel gebruik van foto's. Naast het gedetailleerd uitgewerkte tekeningen maak je ook schetsen en detailstudies waarmee je het waarnemen oefent.